Vrijmetselarij
Gestadig werkend aan de ruwe steen voelt hij zijn zware taak steeds zwaarder worden, hij wanhoopt soms zich weder aan te gorden tot deze plicht voor hem voor hem alleen.
Het stof verblindt zijn ogen, en de hand tot bloedens toe gewond, met eelt en schaven, weet hij zich tot de neederigste der slaven, aanschouwt hij bukkend enkel steen en zand.
Maar als het licht plots op zijn arbeid speelt gaat onverwachts een edele vorm verschijnen, de zuivere kubiek, en alle pijnen verzoeten en de diepste wonde heelt.
Hij kijkt omhoog, ontdekt de tempelboog en weet opeens de koninklijke waarde van ‘t rusteloos buigen over stof en aarde, en ziet zijn bouwsteen in de hoogste toog.
Willem Brandt