Vrijmetselarij
Hebt u de nieuwe serie Nederlandse postzegels al gezien? Dan weet u wat onze nationale iconen zijn: de zeilschuit, de molen, de kaas, de trapgevel, kinderen in klederdracht, de fiets, de koe, de tulp en – geloof het of niet – klompen. Nederland gaat voor de Nieuwe Kneuterigheid en trekt zich achter de dijken terug in de veilige polder van Anton Pieck, tegen de Grote Boze Buitenwereld van Europa beschermd door de helden van weleer, zoals Michiel de Ruijter en Hansje Brinkers.
Ja, ik moet me even laten gaan, na de springvloed van welbehagen in alle mensen en goed nieuws tegen beter weten in rond de jaarwisseling. Een kleine greep uit wat er aan gezelligs voorbijkwam in de media. In een artikel over de City Life Church in Utrecht: “Vorig jaar moest ik mijn verstandskies laten trekken. Pastor Ankie heeft toen hard voor me gebeden.” Net na Nieuwjaar als hoofdkop op de voorpagina van Het Parool: “Goede moed is niet langer taboe”. In een ‘lifestyle’- bijlage van wat ooit dé kwaliteitskrant van Nederland heette: “Kolen zijn de kooktrend van 2014”, en in de kop bij een interview met een ‘foodie’ in diezelfde NRC: “Ik heb altijd een bakpassie gehad.” Zwarte Piet moet ondanks een nieuwe kleur en ondanks zijn glutenvrije pepernoten misschien het veld ruimen, Mina Bakgraag is weer helemaal de heldin.
Helden zijn tegenwoordig vaak schurken. De ontvoerder van een biermagnaat was na zijn vrijlating even een soort knuffelbeer voor Amsterdammers. Een kickbokser die in een orgie van testosteron het uitgaansleven teisterde, wordt als een onbegrepen grootheid geëerd door schrijvers die kennelijk het Bekende-Nederlanderschap aanzien voor heldendom. ’t Is dat de advocaat die begin 2013 nog een mediaheld was, van het tableau gehaald is, anders had hij de held-met-de-losse-handjes-en-voetjes nog op een hoger voetstuk kunnen hijsen. En het publiek maar klagen over de veiligheid, terwijl ze intussen de boeken over deze boeven aan het bestsellerschap helpen
We hebben geen sociaal-psycholoog met een grote duim nodig om te bewijzen dat Nederlanders massaal hun heil zoeken onder moeders paraplu omdat ze onzeker zijn over hun bestaan. Dat heeft niet eens zoveel te maken met de financiële crisis, maar minstens zoveel met een levensbeschouwelijke crisis.
Voorop het eerste nummer van Vrij Nederland van dit jaar: “Onze vaste medewerkers blikken vooruit: 'PVV gaat een monsterzege boeken'.” In de loge houden we ons niet bezig met partijpolitiek, maar ik wil wel kwijt dat het idee van politieke macht voor geborneerde exploitanten van God, Vaderland en Oranje me met diep onbehagen vervult. De vrijmetselaar mag stemmen wat hij wil, maar wil hij dan alsjeblieft even denken aan zijn broeders van drie eeuwen geleden die wél over de schutting van hun eigen politieke en levensbeschouwelijke biotoop durfden te stappen?
De vrijmetselaar wil zijn logearbeid ten goede laten komen aan de samenleving, maar wij doen niet aan Utopia. Zeker nu dat begrip is vervuild door een mediatycoon die de platste tv-zender van Nederland aan hogere kijkcijfers wil helpen – en zichzelf daarmee aan hoger gewin. De loge is geen Walden voor dummies, het is een plek van vereniging van zelfbewuste individuen die zich niet voor karretjes van pausen, popes en populisten laten spannen
Broederschap, ontmoeting, verzoening, dat is onze maatschappelijke boodschap, en niet alleen die van ons. “De wereld heeft haar Betere Ik verloren,” schreef Kees Broere op 6 december 2013 in de Volkskrant. “De dood van Nelson Mandela (…) heeft iedereen beroofd van de persoon op wie men de hoop op een iets rechtvaardiger, iets zachtmoediger leven kon projecteren. Mandela liet ons voelen dat ieder ertoe doet; dat er toch zoiets bestaat als een ‘gedeelde menselijkheid’.”
Die ‘gedeelde menselijkheid’ is geen onverdeeld genoegen als je in de stiltecoupé in de trein de mobiele prietpraat moet aanhoren van soortgenoten die blijkbaar niet kunnen lezen. De Amy Groskamp-Ten Have van de digitale etiquette heeft zich nog niet gemeld, en sociaal is het gedrag van de gebruikers van de zogenaamde ‘social media’ niet altijd te noemen. Dat mocht ik de afgelopen tijd weer constateren in de trein naar Groningen en Enschede waar ik in twee loges een lezing mocht houden over de toekomst van de vrijmetselarij.
Natuurlijk heb ik daar de meest broederlijke groeten en heilwensen overgebracht van Concordia Vincit Animos, de loge die ik met trots ‘loge fondatrice numéro cinq’ noem. CVA stond mede aan de wieg van de vrijmetselarij in Nederland. Dat schept verplichtingen en verwachtingen. Het is zaak de ‘aloude’ stijl te bewaren, maar niet te blijven plakken aan het pluche van de traditie.
Onze geschiedenis begint in de achttiende eeuw, de eeuw waarin de vrijmetselarij Europa veroverde als abel spel voor verlichte geesten, vooral uit de adel en de hogere burgerij. Het speelse element, het allusieve karakter, werd in de negentiende eeuw verruild voor deugdzaamheid en burgerlijkheid, maar CVA heeft altijd iets ludieks behouden, een zekere oneerbiedigheid zelfs, vrijzinnig en uitgesproken.
Als we nu om ons heen kijken, zien we een loge die bloeit, met een zeer behoorlijke opkomst, met betrokkenheid van de leden, met veel dadendrang. Het bestuur maakt zich er sterk voor dat die betrokkenheid gestimuleerd wordt. Met een goede opleiding van leerlingen en gezellen, met mentorschap dat nieuwelingen helpt snel de weg te vinden in de loge, met het activeren van niet-komers en buitenleden, met veel aandacht van aalmoezeniers voor de leden die het moeilijk hebben.
De loge houdt zich bezig met zaken van levensbelang. Toen ik daarover sprak met een nieuwe kandidaat voor het lidmaatschap, stelde die dat verschillen van mening in onze maatschappij steeds vaker uitlopen op bittere conflicten, met de bijbehorende ‘hate-mail’ die sociale media in een riool verandert. “Ik zoek een omgeving waar je eerlijk kunt praten over dingen die je belangrijk vindt, zonder dat ’t gierend uit de hand loopt,” zei hij.
Best een goede karakteristiek van onze bijeenkomsten. Maar de loge is wel wat meer dan een loungeclub waarin we op onze donderdagavond een donzen dekbed van broederlijkheid over ons heen trekken. Onze visies mogen hier krachtig geformuleerd worden, en we zouden hier blij moeten zijn met tegenspraak. Juist in de ‘choc des opinions’ openbaart zich de kracht van de maçonnieke methode. We snijden elkaar de keel niet af - al wordt daar in het ritueel overdrachtelijk wel mee gedreigd -, integendeel: we omarmen de ander in zijn anders zijn.
De basis voor die ontmoeting in verbondenheid wordt gelegd in onze rituelen. Goede, sprekende, wekkende, allusieve uitvoering daarvan verdient hoge prioriteit van een logebestuur. Hou oefenloges, probeer varianten, bedenk wisselteksten met toespelingen op de actualiteit, binnen de vaste kaders die gegeven zijn door de historie.
We hebben spannende rituelen nodig, inspirerend van tekst, meeslepend van handeling, met mooie attributen. De rituelen moeten mijns inziens een innerlijke kracht hebben die ook zónder muziek overkomt op de deelnemers; dat is waarvoor ik mij als voorzittend meester wil inzetten. Natuurlijk kan muziek de sfeer ondersteunen, maar de loge is geen concertzaal. Tenzij er levende muziek wordt uitgevoerd door broeders. Heel voorzichtig wordt in CVA gedacht aan een logelied, liefst te componeren én te schrijven door broeders, en uit te voeren door een eigen koortje, dat ik de titel Die Meistersinger heb toebedeeld.
Wie wel eens oude ritualen leest, weet dat er altijd mee geëxperimenteerd is. We moeten ook nu niet al te huiverig zijn om eens wat nieuws te proberen om te zien of het de werking van het ritueel versterkt. Bijvoorbeeld met audiovisuele ondersteuning, of met een ongeopend of blanco boek op de zuivere kubiek; velen zijn vergeten dat de bijbel (zonder B) daar pas in de negentiende eeuw een plek veroverd heeft.
“God doet zich in de Bijbel kennen,” zo las ik in een folder van Bijbelcentrum ‘Bij Simon de Looier’ die onlangs in mijn fysieke postbus viel. De vrijmetselaar doet zich in het Westen kennen. We kunnen onze uitstraling daar op vele manieren verder vergroten. In de allereerste plaats door er vrijmoedig voor uit te komen dat we vrijmetselaar zijn, en te laten merken dat we daardoor geïnspireerd worden. Maar ook met breed toegankelijke kleinschalige evenementen, met stijlvolle pr-initiatieven, met berichten in lokale media.
Vorig jaar is in de loge een actiegroep gevormd om een grotere zichtbaarheid van CVA in de maatschappij te bevorderen. Die heb ik als werknaam ‘Im Westen viel Neues’ meegegeven. Een van de ideeën is op de vijfde donderdag van de maand een open huis voor zoekende profanen te organiseren, met een culturele invalshoek. De plannen krijgen hopelijk binnenkort nader vorm.
Vita Brevis, Ars Longa. Leven is kort, kunst duurt lang. De Koninklijke kunst die de vrijmetselaar beoefent, gaat nóg langer mee: ze zet het leven in het perspectief van de eeuwigheid. Ze hangt niet in het museum, ze is levende werkelijkheid, en ze blijft dat als wij dat willen. Vrijmetselarij is geen politieke of religieuze beweging, ze is een praktische aansporing om met aandacht en liefde met elkaar om te gaan, en dat niet alleen met gelijkgestemden.
Vrijmetselarij is een kunst. Geen saaiere kunst dan die waarin de makers de maatschappelijke actualiteit becommentariëren. Vrijmetselaren zeggen wel eens dat ze werken aan een (iets) betere maatschappij, maar ik denk dat we dat niet waar kunnen maken, en ook niet waar moeten willen maken. Laat dat maar over aan de politieke partijen en de kerken – liever niet aan John de Mol -, en kijk naar wat die van die maatschappijverbetering terecht hebben gebracht.
De lezers van de Volkskrant hebben ‘La Grande Bellezza’ verkozen tot beste film van vorig jaar. Ik roep u allen op met wijsheid en kracht iets zichtbaar te maken van de schoonheid die ons hoogste streven is. Als wij, individueel en gezamenlijk, onze omgeving enkele flonkerende scherven van die Grote Schoonheid kunnen schenken, zijn wij in onze opdracht geslaagd.
Willem Verstraaten,