Vrijmetselarij
Broederschap lijkt steeds meer een synoniem te worden voor een club van gelijkgestemden, of erger nog: een lobbyclub. Een gemeenschappelijk beroep, eenzelfde leeftijdscategorie of een gedeelde vijand maakt nog geen broederschap; kijk naar de notarissen, een ouderenpartij of de Ku Klux Clan. Broederschap vereist een ideaal. Broederschap heeft pas betekenis als ze mensen omvat die juist op wezenlijke punten van elkaar verschillen.
Met de fraternité van de Franse Revolutie is het bloedig misgegaan, maar het oorspronkelijk concept ging wel degelijk uit van een ideaal van verbinding tussen mensen die fataal van elkaar gescheiden waren. Dat ideaal stond aan de basis van het concept van de vrijmetselarij dat dit jaar drie eeuwen geleden werd geconcretiseerd in de oprichting van de eerste grootloge.
Vrijmetselaren stond drie eeuwen geleden een inclusieve broederschap voor ogen. Waar exclusieve broederschap toe leidt was bij de oprichting van de Londense grootloge in 1717 uitentreuren getoond: een eeuw lang was het moord en doodslag geweest tussen aanhangers van verschillende godsdiensten en van verschillende monarchen.
Religieuze broederschappen die ‘ongelovigen’ verketteren, haatzaaiende aanhangers van potentaten die menselijke broederschap uitsluitend willen toebedelen aan wie over de juiste papieren beschikt, komt ons dat bekend voor? Bij het driehonderdjarig bestaan van de ‘officiële’ vrijmetselarij is er niet zo heel veel aanleiding om voldaan van een wereldomspannende broederschap der mensheid te spreken. Zelfs die mondiale broederschap van vrijmetselaren is nu niet bepaald een demonstratie van verbinding.
Vrijmetselarij is een toonbeeld van immaterieel erfgoed dat het waard is gekoesterd te worden. Niet als kostelijk maar morsdood museumstuk, maar als levend onderdeel van onze cultuur. De veranderde tijd vraagt om bijstelling van de traditie, maar zóveel is er nu ook weer niet veranderd sinds 1717.
“Wat je ook vindt van bijvoorbeeld de gilden, broederschap is hun kernwaarde,” stelde Ineke Strouken, directeur van het kenniscentrum Immaterieel Erfgoed in Culemborg, onlangs in een interviewbijlage van Het Parool. “Ze zorgen voor je als je ziek bent, begraven je eervol, en als je dronken in het café niet meer op je benen kunst staan, komt er iemand die je thuisbrengt. Zorg voor elkaar in goede en slechte dagen, dat geldt binnen heel veel tradities. Wie heeft daar nou geen behoefte aan?”
Woorden naar ons hart, nietwaar? De revolutionaire noviteit van de vrijmetselarij bestond er drie eeuwen geleden in dat de broederschap uitgebreid werd tot over de grenzen van het eigen ‘gilde’. De broederschap van vrijmetselaren is een uitnodiging om in de spiegel van de eigen identiteit te kijken, maar ook een uitdaging om in de spiegel van de ander te kijken, of de Ander, zoals Levinas de vreemdeling typeert die van essentieel belang is voor onze eigen existentie. Die Ander voorziet ons beeld in de spiegel van een dubbele bodem en verdiept zo ons reliëf van een simpele afbeelding tot een 3D-verbeelding.
Onder véél meer was 2016 het jaar van Broederliefde, de hiphopband uit het Rotterdame Spangen die als een stoomwals door de tempels van de feestmuziek trok. Moge 2017 het jaar worden van een broederschap die grenzen overstijgt, grenzen tussen loges van verschillende denominaties, grenzen tussen maçonnieke koepels waarvan de bouwstijl op details verschilt maar waarin op verwante wijze aan schoonheid gewerkt wordt, maar vooral grenzen tussen mensen die toevallig behoren tot groepen, culturen en maatschappijen die door levensbeschouwing en staatsvorm van elkaar gescheiden zijn. Zo vormen wij de broederketen die de ganse aardbol omspant.
Willem Verstraaten