Vrijmetselarij
In 2017 vierde de vrijmetselarij wereldwijd dat drie eeuwen geleden de eerste grootloge werd opgericht. In 1717 was de maatschappij al even gepolariseerd en oproerig als nu, christen-fundamentalisten schrokken niet terug voor geweld om hun geloofsartikelen aan andersdenkenden op te dringen, een libertijnse elite zocht de rafelranden van het oorbare op en liet zich weinig meer gelegen liggen aan de maatschappelijke conventies waarop katholieke en protestantse ‘imams’ toen nog het patent dachten te hebben.
De historie houdt ons een spiegel voor, en een jubileum kan een uitnodiging zijn om daar eens goed in te kijken. De middelpuntvliedende krachten in de wereld zijn weer minstens zo sterk als in het Europa van rond 1717. Nationale gevoelens van eigenwaarde en regionale cultuur worden in veel westerse landen vertaald in geborneerdheid en provincialisme. Er worden opnieuw barrières opgetrokken die geslecht leken, geestelijke zowel als fysieke. Clowneske volksmenners roeren de trom van de onderbuik, met oprispingen van benauwd gepiep over veiligheid en onwelriekende walmen van xenofobie.
In de achttiende en negentiende eeuw lieten vrijmetselaren zich vrijpostig gaan in openbare bemoeienis met politieke en religieuze ontwikkelingen in hun maatschappij. Er is alle aanleiding om die samenleving ook nu nog onverbloemd te laten weten dat vrijmetselaren op de bres staan voor broederlijke verdraagzaamheid en tegen bangelijke hokjesgeest.
Gezien onze mores onthoud ik me natuurlijk van partijdig commentaar op het recente stemgedrag in Nederland. Maar hier wel twee politieke actualiteiten uit het buitenland die me diep geraakt hebben: Allereerst de uitbarsting van de man die het sultanaat in Turkije aan het het herstellen is. Daarbij wordt de Turkse trom vervaarlijk geroerd op het internationale podium, met als dieptepunt een toespraak voor zijn aanhang waarin hij de politieke weerstand tegen promotiepraatjes van zijn zendelingen voor Duitse en vervolgens Nederlandse Turken vergeleek met nazipraktijken. Mijn rugharen gingen niet in de eerste plaats overeind staan van de humor- en smakeloosheid van Erdogan, maar vooral van het orgiastische gebral dat hij uitstiet en waarmee hij zijn volgelingen tot extase opzweepte. Aan wie doet dat ons ook weer denken? Juist, aan de meest beroemde Duitser uit de vorige eeuw.
Gelukkig is er tegelijkertijd een jonge politicus die een behoorlijke kans maakt de volgende president van Frankrijk te worden. Eén en al beschaafde redelijkheid en overtuigingskracht, en dat zonder stemverheffing en zonder zijn tegenstanders te verketteren. En met een boodschap met een Europees perspectief, na de schijnbaar onstuitbare opmars van het populisme voor veel Fransen kennelijk een verademing, net als voor mij.
De verbinding waaraan vrijmetselaren al drie eeuwen werken, is hard op weg een sjibbolet te worden in het algemene taalgebruik. Een voorbeeld uit vele actuele pleidooien voor verbinding: de column van Bert Wagendorp in De Volkskrant van anderhalve week geleden. Hij begint met te onderschrijven dat
“media, traditionele en vooral sociale media, medeverantwoordelijk zijn voor polarisatie tussen groepen in de samenleving: rijken en minder rijken, hoogopgeleiden en laagopgeleiden, moslims en niet-moslims.”
De columnist vindt dat er daar nog wel een paar aan toe te voegen zijn, zoals PVV-stemmers en niet-PVV- stemmers en jongeren en Henk Krol-fans.
“De nadruk in het nieuws ligt op de tegenstelling, niet op de harmonie – goed nieuws is geen nieuws. (…) de media hebben een rol te spelen in het overbruggen van tegenstellingen. Belangrijk: iemand die je opvattingen niet deelt, hoeft niet per se een doorgedraaide malloot te zijn die op Twitter moet worden afgemaakt.”
Mooi ook dat een van de grote winnaars van gisteren zei: “We hebben geen mensen beledigd, maar de verbinding gezocht.” Dat doet de vrijmetselaar (m/v) deugd. Die zoekt per definitie verbinding. Die laat zich in het Westen niet alleen kennen met Goede Werken, maar ook met mildheid tegenover andersdenkenden en een uitgestoken hand naar minderheden en vreemdelingen. Die mildheid en die uitgestoken hand moeten dan wel gereciproceerd worden - fijn dat er van die mooie bijna obsolete termen bewaard blijven in de loge. Wie wederzijdse tolerantie afwijst, mag geweerd worden; niet alleen uit de loge, ook uit de gehele maatschappij.
Een historische gebeurtenis is niet zomaar een feitje, gekoppeld aan een jaartal. De uitdrukking wordt gebezigd om aan te geven dat het gaat om iets dat tot op de dag van vandaag doorwerkt en betekenis heeft. Zo’n gebeurtenis van historisch belang is de oprichting van die eerste grootloge van vrijmetselaren in Londen in 1717. Het jaartal zoemt rond in actuele maçonnieke publicaties, maar het is van arbitrair belang; voordien werd ook al op flinke schaal en op uiteenlopende wijze gearbeid in loges.
In mijn editie uit 1977 van de ‘Freemason’s Guide and Compendium’ van Bernard E. Jones wordt de betekenis van 1717 als het stichtingsjaar van ‘de’ vrijmetselarij al sterk gerelativeerd. “De eerste Grootloge – de eerste in de wereld – werd in 1717 in Londen opgericht,” schrijft Jones,
“maar onder maçonnieke geleerden bestaat de neiging te stellen dat de werkelijke mijlpaal in de maçonnieke geschiedenis niet toen was, maar dertien jaar later – namelijk in 1730, toen de publicatie van een van de eerste irreguliere drukken (‘Verradersgeschriften’ – WV), Prichard’s Masonry Dissected, duidelijk getuigde van veel recente ontwikkeling in het ceremoniële en esoterische ritueel. De geschiedkundigen nemen 1730 niet alleen als keerpunt in ceremoniële zaken, maar ook in de erkenning en meer menselijk begrip van de grote principes die sinds die dagen nauw geassocieerd worden met vrijmetselarij.”
Zelfs in Frankrijk, het land dat zich in maçonniek opzicht nooit veel gelegen heeft laten liggen aan de Angelsaksische werkwijze, wordt dit jaar aandacht besteed aan het 300-jarig bestaan van de vrijmetselarij. In de Rue Cadet in Parijs, in het gebouw van het Grand Orient de France, vond bijvoorbeeld eind februari een evenement plaats om dat te vieren. Bij die gelegenheid kreeg het Grootoosten van Frankrijk zelfs officiële erkenning voor zijn verdiensten voor de Franse maatschappij van de président de la République. De komst van François Hollande was een historische gebeurtenis: nooit eerder was een Franse president in functie persoonlijk naar een maçonnieke grootmacht gekomen. “Mijn aanwezigheid hier vormt een erkenning van wat u aan de Republiek hebt bijgedragen,” gaf hij als toelichting.
De inhoud van het vertoog van Hollande deed vrijmetselaarsharten sneller kloppen. “U vrijmetselaren weigert te aanvaarden dat de laïcité (het strikte lekenkarakter van de Franse staat – WV) terzijde geschoven wordt door degenen die zich ervan bedienen om een godsdienst te stigmatiseren,” stelde hij. En ondanks het feit dat hij niet kandidaat staat bij de komende presidentsverkiezing, werd zijn tekst nóg politieker toen hij zei dat hij nooit aanvallen zou aanvaarden op de neutraliteit van de staat en op de onpartijdigheid van zijn ambtenaren. De president sloot af met de verzekering aan de vrijmetselaren dat “de Republiek weet wat ze u verschuldigd is en dat u er altijd zult zijn om haar te verdedigen.”
Zonder de namen van politici te noemen die wél in de race zijn voor het Franse presidentschap, gaf ook grootmeester Christophe Habas politieke inhoud aan zijn speech; hij sprak zich uit “tegen godsdienst die zich mengt in de politiek, tegen het fundamentalisme, tegen de economie die een religie lijkt te worden die steeds meer ongelijkheid en individualisme oplevert, en tegen het populisme en een politiek van uitsluiting.”
Ondanks de hier en daar nog smeulende veenbrand van vermeende regulariteit klinkt ook binnen de vrijmetselarij internationaal de roep om verbinding steeds luider. Van de welluidende woorden uit Frankrijk weerklinken echo’s ook in Nederlandstalige loges. Met al hun historisch gegroeide tegenstellingen, blijken vrijmetselaren van verschillende signatuur toch verrassend veel overeenkomsten te hebben.
Waardoor wordt een vrijmetselaar geïnspireerd? In de meeste gevallen zal er één van twee antwoorden gegeven worden: “Door goed uitgevoerde rituelen” of: “Door comparities op niveau”. Voor beide is vakmanschap van bestuur en leden van loges nodig. Op het doorgeven van die ambachtelijke kwaliteit is de Maçonnieke Stichting Ritus en Tempelbouw gegrondvest. Onder de activiteiten van deze Nederlandse stichting is er één die voor grensoverschrijdende uitstraling van de vrijmetselarij zorgt: de uitgave van het tweemaandelijkse tijdschrift Thoth. Daarvan is mij sinds zeven jaar het hoofdredacteurschap toevertrouwd. Ik citeer uit de beginselverklaring die ik bij mijn aantreden schreef:
“Hoe verlokkend de schatkamer van het maçonnieke verleden ook voor geleerden is, vrijmetselarij is meer dan een historisch verschijnsel. Het is een geestelijke stroming die steeds opnieuw tot relevantie wil leiden voor nieuwe generaties die zich aangesproken voelen door haar idealen van broederschap, spirituele verdieping en het overstijgen van tegenstellingen, stuk voor stuk thema’s die in de huidige tijd op wereldschaal van grote relevantie zijn, en niet alleen binnen de logemuren. Het gaat om de arbeid in de loge van levende mensen van deze tijd, in inspirerende verbinding met de maatschappij van nu, en niet om de conservering van een fossiele traditie.”
Broeders, léés dat blad!
Alleen als wij bruggen slaan, kunnen wij het ‘center of union’ vinden dat centraal staat in de Constitutions van Anderson. Dat middelpunt van vereniging was het utopisch ideaal van de mannen die drie eeuwen geleden de eerste grootloge vormden. Maar in de boezem van de jonge en op verbinding en verdraagzaamheid gerichte vrijmetselarij van de achttiende eeuw gedijde al snel de splijtzwam tussen de vermeend rechtzinnige ‘antients’ en de liberale en toekomstgerichte ‘moderns’. Die spanning tussen ‘preciezen’ en ‘rekkelijken’ zorgt nog steeds voor ongemakkelijke verdeeldheid in het veelstromenland van onze vrijmetselarij.
Er is niets op tegen om in dit jaar van het derde eeuwfeest met trots terug te kijken op het moois dat vrijmetselaren individueel én collectief aan de maatschappij hebben bijgedragen. Maar voor zelfgenoegzaamheid is geen aanleiding; het maçonnieke bouwwerk is bij lange na niet voltooid, en het fundament – de verbinding - is aan groot onderhoud toe.
Dé uitdaging voor vrijmetselaren is te laten zien dat een spiritualiteit zonder dogmatiek mogelijk is en de mystiek van de grote religies in schoonheid evenaart. Daar zijn nieuwe meesterwoorden voor nodig, om tot een nieuwe zingeving te komen in een taal die in stelligheid versteende geloofsartikelen verre te boven gaat. De kracht om die uitdaging aan te gaan, is te vinden in de intens beleefde rituelen in de loge. De spirituele diepgang van die rituelen en hun boven-actuele zeggingskracht verdienen het dan ook in de uitvoeringspraktijk met hartstocht en toewijding gekoesterd te worden.
Het lijkt mij van het grootste belang met kracht de initiatieven te steunen die gericht zijn op verzoening en verbinding in de internationale maçonnieke gelederen. Alleen dán kunnen we erin slagen de universele maçonnieke boodschap van grensoverschrijdende intermenselijke welwillendheid aansprekend over het voetlicht van de toekomst te brengen.
De middeleeuwse bouwers zijn voor ons herkenbaar in hun kathedralen. De vroege, speculatieve vrijmetselaren zijn voor ons herkenbaar in hun ritualen. Broeders, laten wij er voor zorgen dat ook wij herkenbaar zijn als vrijmetselaren, aan iets dat onze arbeid eeuwigheidswaarde geeft.
Broeders, ‘En marche!’, ‘Let’s make freemasonry great again!’ Laten we dan eindelijk echt die broederketen vormen die de ganse aardbol omspant.
Willem Verstraaten