Vrijmetselarij
Er zijn nog steeds mensen, zelfs vrijmetselaren, die menen dat een moraal onmogelijk is zonder godsdienstige leiding. Maar een bangelijke gehoorzaamheid aan door anderen, al dan niet goddelijk, opgestelde leefregels lijkt mij vrije mensen van goede naam onwaardig. Vrijmetselaren wisten eeuwen geleden al over de grenzen van het eigen godsdienstige gelijk heen te stappen en de broederhand uit te steken naar ieder die oprecht op zoek is naar een zingevende levensvisie.
Vrijmetselarij is kunst, koninklijke kunst, geen dorre zedenleer. Wat mij betreft noemen we vrijmetselarij religieuze kunst, want ze verwijst steevast naar een ‘hogere’ werkelijkheid, een gebied dat zich aan de menselijke waarneming onttrekt zoals dat ook bij de bewoners van de grot van Plato het geval was. De betovering van die magische werkelijkheid buiten onze grenzen brengt wetenschappers en kunstenaars misschien nog wel meer in verrukking dan schriftgeleerden en grootinquisiteurs. We kunnen toch niet meer met droge ogen beweren dat alleen christenen de ‘Matthäus Passion’ diep kunnen doorvoelen.
Van één eenduidig geformuleerde ideologie van dé vrijmetselarij is nooit sprake geweest. Godsdienst, religie en vrijdenkerij staan binnen en tussen loges op gespannen voet met elkaar, en ook de politiek zorgde regelmatig voor ordeverstoring in onze kolommen. Maar vrijmetselarij blíjft bij haar streven mensen bijeen te brengen die overeenstemmen in religie, níet in godsdienst; hun levensbeschouwelijke denominaties blijven een zaak van de individuele vrijmetselaren, maar domme godloochenaars en/of onreligieuze vrijdenkers mogen ze niet zijn, aldus dominee Anderson, opsteller van de eerste constituties van de Londense Grootloge.
Gelukkig hebben vrijmetselaren over het algemeen de wijsheid behouden om geformuleerde teksten polyinterpretabel te presenteren, niet als wetten maar als wekkende uitspraken, waarmee je zelf aan de slag moet. Heilige boeken hebben de neiging tot splijtzwammen uit te wassen, bronnen van strijdkreten voor zeloten die met kromzwaard of kruis ten strijde trokken tegen wie het waagde de zogenaamde ‘laatste waarheden’ te betwijfelen.
Zo is de Bijbel binnen de loge als symbool voor het zoeken naar verlichting in gebruik, en níet als unieke en verplichte bron van Openbaring. Het zou de drempel tot de loge voor vele niet of anders gelovigen wel een heel stuk verlagen als we dat boek een bijbel zouden noemen, met kleine letter, dus een boek tout court. Dan ligt de weg open voor ieder ander boek met een boodschap voor het menselijk leven. Dat hoeft voor mij niet per se een blanco boek te zijn, maar het mag, om nu eens buiten de gebaande paden van de monolithische monotheïsmen te treden, ook een alinea uit het eerste hoofdstuk van de ‘Silmarillion’ van Tolkien zijn:
“Then Ilúvatar said to them: ‘Of the theme that I have declared to you, I will now that ye make in harmony together a Great Music.And since I have kindled you with the Flame Imperishable, ye shall show forth your powers in adorning this theme, each with his own thoughts and devices, if he will. But I will sit and hearken, and be glad that through you great beauty has wakened into song.”
Die schoonheid waar Tolkien op doelde is niet christelijk, noch joods, noch mohammedaans. Die schoonheid is wél religieus, ontsproten aan het diepste menselijke besef van eindigheid, van ontoereikendheid, en van het daar onverbrekelijk mee verbonden besef van de eigen scheppingskracht. Schoonheid, kunst, geen waarheid, wetenschap, daar doen wij het voor. Die schoonheid, daar deden de kathedralenbouwers het voor. Daar doen ook de ontwerpers van homo sapiens 3.0 het voor. Niet voor robots als handige hulpjes in de huishouding, in de erotiek en in de zorg. Maar voor homo deus, een nieuwe mens.
Als wij algoritmes bedenken om uit de klauwen te blijven van de wezenloze creaturen van de Great Architects of Cyber Space, kunnen wij zélf die ‘voortstuwende wereldorde’ worden waaraan we ons vroeger nog moesten onderwerpen. Met als ultiem perspectief dat wij zélf die Opperbouwmeester van het Heelal worden die wij als ‘hoog beginsel’ in de maçonnieke grondwet gezet hebben.
Willem Verstraaten