Vrijmetselarij
Territoriumdrift en bloeddorst leiden nog steeds tot verschrikkingen waarin ‘The horror, the horror!’ uit de novelle ‘Heart of Darkness’ uit 1899 van Joseph Conrad doorklinkt. Kolonel Kurtz zou zich misschien thuisvoelen in het kalifaat dat zich in het Midden-Oosten aan het vestigen is en een even nietsontziend schrikbewind voert als hij in de jungle van wat een eeuw geleden nog Donker Afrika genoemd werd.
De stijl van de vrijmetselarij is geen vorm van museale conservatie van moois van weleer, het is een creatieve levenshouding van zelfwerkzaamheid, met gebruikmaking van werktuigen die aangereikt zijn door onze operatieve en speculatieve voorgangers. De vrijmetselaar werkt niet in het veilige vacuüm van de museumzaal, maar in de dynamiek van de eigen tijd, met intermenselijke ontwikkelingen die wel echo’s uit het verleden oproepen, maar die ook altijd weer uitdagen om nieuwe antwoorden te vinden op de aloude levensvragen.
Mooi klinkt dat, nietwaar? Maar hebben we er iets aan in de vaak schrikbarende werkelijkheid buiten de ideële tempel waaraan wij bouwen? De stijl van de vrijmetselarij wordt gekenmerkt door de actieve bereidheid de ander te ontmoeten. Maar als die anderen nu eens geen boodschap hebben aan onze houding van broederschap? De tolerantie waarop wij – niet alleen de vrijmetselaren overigens – ons laten voorstaan, is meer dan het ongeïnteresseerd en vrijblijvend verdragen van mensen die nu eenmaal in de buurt zijn. Dat zijn lang niet allemaal mensen van goeden wil, zoals het wereldnieuws van de afgelopen maanden weer eens overvloedig liet zien, soms op een wijze waarvoor je liever de ogen zou sluiten.
Het grootste struikelblok voor broederschap is het eigen gelijk. Hoe meer dat eigen gelijk in handen gelegd wordt van een onverdraagzame en onbarmhartige god, hoe wreder de methoden om het op te leggen aan diegenen die er milder gestemde geestelijke autoriteiten op nahouden. Maar met het mes, de mitrailleur of de guillotine afgedwongen geloof is een vrij man van goede naam onwaardig, en juist in de strijd tegen de terreur van het eigen gelijk hebben vrijmetselaren vaak een beslissende rol gespeeld.
Die strijd is al zo oud als de beschaving. In de afgedwongen heilstaat van de IS vloeit het bloed van de ‘ongelovigen’ al even overvloedig als in de straten van Jeruzalem ten tijde van de kruisridders. De veroveraars die in naam van Hunne Katholieke Majesteiten Ferdinand en Isabella Zuid-Amerika kerstenden, deden in moordlust niet onder voor twintigste-eeuwse dictators wier namen hier niet genoemd hoeven te worden.
Deze zomer was ik op vakantie in het woeste Zuid-Franse land aan de voet van de Pyreneeën, met legendarische kastelen als Montségur, Puivert en Quéribus waar acht eeuwen geleden de katharen een laatste toevlucht vonden voordat ze systematisch en meedogenloos uitgeroeid werden. Een ongemakkelijke vergelijking dringt zich op. De slachting van de katharen in opdracht van de paus is natuurlijk een verfoeilijk voorbeeld van machtsbelust fundamentalisme. De ‘zuiveren’, zoals de katharen zichzelf zagen, konden slechts aan de dood ontsnappen door zich tot de Roomse tak van het katholicisme te bekeren. Doet dat niet denken aan de methode van de IS? En aan de verdrijving uit Spanje van de Sefardische joden die vijf eeuwen geleden weigerden hun geloof af te zweren?
Ten tijde van het katharisme golden in de Languedoc - het ‘Land van Oc’ - drie kernwaarden: ‘pretz’ - respect, edelmoedigheid, opkomen voor zwakkeren -, ‘paratz’ – gelijkwaardigheid – en ‘convivenzia’ – verdraagzaamheid, respect voor de meningen van anderen. Voor vrijmetselaren inspirerende principes. Vrijmetselarij vraagt een actief respect voor mensen met een andere stijl van leven. Geïnspireerd door het geestelijk en materieel erfgoed van drie eeuwen vrijmetselarij, staan vrijmetselaren ook in deze tijd niet alleen voor de vrije vorming van ieders levensovertuiging, maar ook voor de verdediging van die vrijheid tegen aanvallen van barbaarse betweters.
Één beeld is me bijgebleven. Op Château Peyrepertuse, 800 meter hoog op een bergkam gebouwd in de tijd van de katharen, geeft de bekende valkenier Patrick Potier in middeleeuwse aankleding een demonstratie van de eendrachtige samenwerking van mens en vogel. Voor een publiek van honderden mensen vertonen zijn vogels – hij werkt met adelaars, valken, buizerds en uilen – hun kunstjes. Toen ik na de show weer naar beneden klauterde, zag ik Potier een zijpaadje nemen en in meditatief aandoende houding op een soort steiger boven de diepte zijn gehandschoende arm uitstrekken. Waarschijnlijk na een – voor mij onhoorbare - fluittoon kwam een van zijn vogels met meters spanwijdte aanvliegen en streek neer op de handschoen. Zonder kapje op liet het dier zich naar de geparkeerde trailer van de reizende valkenier brengen en ging door een klapluikje naar binnen.
Als dat geen voorbeeld van actieve tolerantie is…
Willem Verstraaten,